WSIS en de uitdagingen van software

Georg C.F. Greve
voorzitter van de Free Software Foundation Europa (FSFE)


Inleiding: De rol van software in onze geïnformatiseerde wereld

Software is macht in het hele digitale gebeuren. Of zoals professor Lawrence Lessig stelde: Code bepaalt wat je kan en niet kan (mag en niet mag) in de digitale leefwereld, net zoals wetten dat bepalen in je eigen leefwereld.

In het noordelijk halfrond zijn de meeste mensen voor alledaagse zaken, zoals communicatie en opleidingen, nu reeds in grote mate afhankelijk van software. In het zuidelijk halfrond is deze afhankelijkheid nog veel lager, maar dat kan snel veranderen als de projecten voor computeralfabetisering en logistieke steun het verhoopte effect hebben. De afhankelijkheid zal nog groter zijn dan in het noorden aangezien ze geen 'verouderde' analoge infrastructuur hebben om op terug te vallen.

De meeste mensen beseffen amper wanneer ze met software aan het werken zijn. Professor Weizenbaum voorspelde jaren geleden al dat de meerderheid van de softwaregebruikers nauwelijks of niet beseffen dat ze software gebruiken, tenzij je ze voor een toestel zet dat overduidelijk een computer is. De GSM is hier een mooi voorbeeld van. Met de huidige trend om de PC steeds meer in de huiskamer te integreren als mediacenter zal dit effect snel toenemen.

Software is eigenlijk een verzameling gecodeerde vaardigheden. De mate waarin je toegang hebt tot die code bepaalt ook je mogelijkheden om te communiceren met anderen en zelfs je kansen op scholing en werk. Kortom, de toegankelijkheid van software bepaalt je kansen in de geïnformatiseerde samenleving.

Als specifieke vaardigheden van enkele personen gebundeld worden tot software, kan de hele gemeenschap taken uitvoeren waarvoor ze eigenlijk de vaardigheden missen. Een voorbeeld hiervan zijn de fotobewerkingsprogramma's. Hier is het kennen van enkele symbolen al voldoende om met een eenvoudige muisklik de meest ingewikkelde Fast Fourier Transformaties (FFT) uit te voeren.

Terwijl veel vragen over software nauw verband houden met de zaken die besproken werden op de wereldtop over de geïnformatiseerde samenleving (WSIS), bemoeilijkte de erkenning van de culturele impact van software vaak de discussies.

Het conflict tussen de softwaremodellen

In tegenstelling tot de meeste regeringen, die software alleen als een economisch gegeven bekijken, hebben enkele grote bedrijven de politieke macht van software ontdekt. Door software hun eigendom te maken krijgen ze absolute macht over de gebruikers -- particulieren, andere bedrijven en regeringen -- en kunnen zo bepalen aan welke regels zij zich moeten houden.

Niet vrije software blijft altijd onder controle van de licentiegever, nooit van de gebruiker. Met de hedendaagse wereldwijde netwerken kan de controle zelfs van op afstand uitgeoefend worden, ongeacht het om particulieren of regeringen gaat.

Deze afhankelijkheid van niet vrije software is zeer besmettelijk..

Protocollen worden geheim gehouden en bestaande standaards worden verbroken. Deze protocollen worden niet geheim gehouden omdat ze waardevol zijn. Ze halen hun waarde alleen uit het feit dat ze geheim zijn. Het bedrijf Microsoft heeft duidelijke voorbeelden van beide situaties, er is de Europese kartelzaak en de aanpassingen aan de Kerberos standaard.

Het tegenovergestelde model van de niet vrije software wil die afhankelijkheid van een eigenaar uitsluiten en alle gebruikers van de software gelijke rechten geven. Deze rechten worden gedefinieerd door de volgende vier fundamentele vrijheden: De vrijheid de software te mogen gebruiken hoe, waar en wanneer men wil. De vrijheid de software te bestuderen. De vrijheid de software te veranderen. De vrijheid de software te mogen verdelen zowel in originele als in aangepaste vorm.

Dit softwaremodel wordt Vrije Software genoemd. Soms noemt men het "Open Bron", een naam bedacht door marketing mensen in 1998 om meer risicokapitaal aan te kunnen trekken. Dit begrip wordt tegenwoordig vaak misbruikt om niet vrij software onder het mom van Vrije Software te verkopen.

Andere veelgebruikte synoniemen zoals "FOSS" -- voor "Free and Open Source Software" -- en "FLOSS" -- voor "Free, Libre and Open Source Software" -- zijn letterwoorden die weinig aan de verbeelding overlaten en op een duidelijke manier mee de ideologie willen verspreiden dat we van software geen politiek thema moeten maken.

Aangezien al de benamingen synoniemen zijn, zullen we voor de eenduidigheid in dit document steeds de term Vrije Software gebruiken.

Vrije Software op WSIS

De vrije softwaregroepen werden pas betrokken bij het WSIS tijdens de tussentijdse ontmoeting in Parijs (juni 2003). Op dat moment waren de producenten van niet vrije software er al in geslaagd de politieke gevolgen van softwarekeuze uit de teksten te weren, door de verschillen tussen de modellen voor te stellen als een puur technische kwestie.

De zaken die verband houden met deze intellectuele verarming, de gelijke en volledige toegang tot software, kortom alles wat de digitale culturele technieken betreft, worden voor het WSIS besproken door de Patents, Copyrights and Trademarks (PCT) Working Group.

Dankzij een gezamenlijke actie van de PCT-groep en enkele regeringen, vooral de Braziliaanse, is men gestopt met het verwijderen van de bedenkingen over software uit de documenten. Er is eerder een omgekeerde trend ontstaan.

Deze positieve trend zette zich voort in de daaropvolgende voorbereidende vergaderingen, waar vrije software, patenten, het copyright en het handelsmerk de meest controversiële onderwerpen bleven.

Terwijl op de WSIS het debat over het belang van vrije software in relatie tot de fundamentele belangen van de maatschappij nog in volle gang was, werd er, na aandringen van de PCT-groep, toch een duidelijke stelling ingenomen over de gevolgen van softwarekeuze en die van vrije software in het bijzonder:

"Software is zowel het medium voor, als de vormgevende structuur van het hele digitale gebeuren. Het hele informatietijdperk zal erop gebouwd worden. Alhoewel vrije software slechts werd voorgesteld als een model voor technische ontwikkeling, is het veel meer dan dat. Het is een model dat garant moet staan voor gelijke kansen en volledige vrijheid voor regeringen, economieën en de hele samenleving. Het geeft een realistisch model dat op alle deelgebieden van de samenleving kan toegepast worden. Het kan de concurrentie en innovatie van software nieuw leven inblazen en is de beste garantie om iedereen de kans te geven deel te nemen aan een welvarende informatie- en kennismaatschappij."

Wat later werd vrije software als essentieel referentiepunt verkozen:

"Software wordt de belangrijkste culturele techniek van het digitale tijdperk en toegang tot de software zal dan ook bepalen wie wel en niet kan deelnemen aan de geïnformatiseerde wereld. Vrije Software met zijn vier principiële vrijheden -- vrij gebruik, vrije studie, recht om de software te veranderen en recht om hem te verdelen -- wordt een essentiële bouwsteen voor een versterkende, makkelijk uitbreidbare en alles omvattende digitale samenleving. We mogen geen enkel softwaremodel verbieden of tegenwerken, maar moeten wel de Vrij Software promoten voor de unieke sociale, opvoedkundige, wetenschappelijke, politieke en economische voordelen en kansen die het ons biedt."

Ondanks de massieve steun voor niet vrije software vanuit de industrie en van verschillende regeringen, vooral die van de V.S. en van verschillende Europese staten waaronder Groot-Brittanië, bleek het toch niet langer mogelijk de politieke gevolgen van software te loochenen.

In de aangenomen slotverklaring werd zowel in de principeverklaring (Declaration of principles) als in het actieplan (Plan of action) het begrip softwaremodel opgenomen. Het actieplan roept alle regeringen op: "De mogelijkheden van de verschillende softwaremodellen bekend te maken aan alle belanghebbenden en het onderzoek ernaar te bevorderen."

Na de wereldtop

Vrije Software kreeg veel politieke aandacht tijdens WSIS, maar terwijl veel organisaties de principes erkenden, blijven ze niet vrije software gebruiken. De gevolgen hiervan voor de ontwikkelingslanden is nooit ernstig onderzocht, maar enkele gevolgen lijken logisch.

Organisaties die anderen iets gaan opleggen of aanpraten wat ze zelf niet gebruiken kan leiden tot grote psychologische schade. Vooral in zuiderse landen ontstaat snel de indruk dat zij zich moeten tevreden stellen met enkele broodkruimels. Wat erg is aangezien net het omgekeerde waar is.

Het is nog veel erger dat door het gebruiken van niet vrije software en het promoten ervan in de zuiderse landen, organisaties vaak hun eigen werk te niet doen.

Terwijl ze de zuiderlijke landen proberen te bevrijden van de afhankelijkheid van het Noorden en hun democratieën te versterken, doen ze net het omgekeerde. Om de situatie op korte termijn vlug te verbeteren geven ze oplossingen die nieuwe afhankelijkheden op langere termijn creëren. Zodat ze ons blijven nodig hebben om vooruit te raken in de geïnformatiseerde wereld.

Dat is waarom Sergio Amadeu da Silveira, voorzitter van het National Information Technology Institute (ITI) in Brazilië, het niet vrije softwaremodel graag vergelijkt met de verkoopstechnieken van drugdealers: het eerste shot is gratis!

Alhoewel er sterke vooruitgang geboekt is, blijft er veel werk over voor alle spelers: de regeringen, de bedrijven en de gemeenschappen. Zoals de principeverklaring en het actieplan reeds aangeven, moeten ze allen proberen de politieke, sociale en economische kant van software samen met de technologische mogelijkheden ervan te evalueren.

Om hun politieke onafhankelijkheid en democratische basis te behouden, zullen regeringen er bewust voor moeten kiezen hun sociale en economische structuren te versterken met commerciële en niet commerciële Vrije Software. Bedrijven die gebruik maken van Vrije Software of betrokken zijn bij de ontwikkeling ervan, zullen uit eigen commercieel belang een tegengewicht moeten vormen voor de verdedigers van de niet vrije software. Tenslotte zouden ook alle gemeenschappen vrije software moeten gebruiken en promoten om hun eigen geloofwaardigheid te behouden.

Dit artikel verscheen origineel in het Engels in:
ICT Task Force Series 8 (2005):
The World Summit on the Information Society -- Moving from the Past into the Future.
Opening Statement by Kofi Annan, Preface by Yoshio Utsumi
Edited by Daniel Stauffacher and Wolfgang Kleinwächter