Achtergrondinformatie: Microsoft tegen vrije concurrentie
In 2001 startte het Directoraat-generaal Concurrentie van de Europese Commissie (onder leiding van prof. Monti) een onderzoek naar de dominante positie van Microsoft in de markt van desktop besturingssystemen. De Free Software Foundation Europe (FSFE) werd door de EG uitgenodigd om de standpunten van de Vrije Softwaregemeenschap voor te stellen. In 2004 engageerde de FSFE zich ook voor de oproep om opnieuw de vrije concurrentie en vrije keuzemogelijkheid te beschermen tegen misbruiken.
Door haar gedegen kennis van de softwarewereld besloot de FSFE mee te werken aan het onderzoek van het DG Concurrentie. Aangezien Vrije Software en in het bijzonder het GNU/Linux besturingssysteem door Microsoft werden genoemd als hun voornaamste concurrent had de FSFE trouwens directe belangen in deze zaak. Op 16 november 2001 stuurde de FSFE dan ook een brief naar het DG Concurrentie met de vraag om in deze zaak gehoord te worden.
Dit verzoek werd aanvaard waardoor FSFE's teamleden en haar advocaten toegang kregen tot vertrouwelijke informatie. We konden nu ook onze visie geven over de vooruitgang van het onderzoek.
De FSFE vroeg in augustus 2003 aan de Commissie om naar de voorstellen van het Samba team te luisteren. Zij wilden de vrije concurrentie herstellen in de markt van file en print servers. Het document ondertekend door Jeremy Allison, de projectleider van het Vrije Softwareproject Samba, werd heel positief ontvangen. Tijdens een gesloten hoorzitting in november 2003 verdedigden Peter Gerwinsky en Jeremy Allison de visie van de FSFE en het Samba team officieel voor de Commissie.
Het DG Concurrentie heeft in haar eindbeslissing duidelijk rekening gehouden met de opmerkingen van de FSFE over de bescherming van Vrije Software (alhoewel het geen perfecte oplossing werd).
In juni 2004 tekende Microsoft beroep aan tegen de beslissing. De FSFE was bezorgd dat de advocaten van Microsoft misbruik zouden maken van de achterdeurtjes in de beslissing en besloot dan ook deel te nemen aan het beroep.
De beslissing van het DG Concurrentie bevatten enkele onduidelijke verklaringen die meestal een gevolg waren van het gebruik van de onduidelijke term "intellectuele eigendom". Door de onduidelijkheid van deze term was het moeilijk om uit te maken of de Commissie aan Microsoft vroeg om hun auteursrecht op delen van hun broncode op te geven, of dat ze iedereen licenties moesten geven voor de patenten die ze kregen voor door hun ontwikkelde protocollen en interfaces of moesten ze zelfs enkele van hun waardevolle "bedrijfsgeheimen" opgeven? Een nog groter probleem was de beslissing dat Microsoft gebruik mocht maken van "RAND" (Redelijke niet discriminerende) licenties. Zoals al vaker werd gemeld is het gebruiken van RAND licenties voor gepatenteerde interfaces en protocollen een feitelijke discriminatie van Vrije Software. Hoe goedkoop deze licenties ook mogen zijn, zij beperken de vrije verdeling van software, waardoor deze niet langer vrij is.
Het standpunt van de FSFE in deze zaak is duidelijk. Microsoft moet alle informatie die nodig is om volledig met haar systemen te kunnen samenwerken, beschikbaar stellen. Ongeacht we praten over haar mediaspeler of de directory diensten. Om hieraan te voldoen moeten ze geen "bedrijfsgeheimen" prijs geven, de protocollen en interfaces zijn al publiek (ze kunnen immers ontrafeld worden) maar het is moeilijk in gebruik. Het is heel belangrijk dat het DG Concurrentie de markt blijft bewaken en verhindert dat softwarepatenten legaal worden in Europa, zodat we steeds Vrije Softwareimplementaties van deze interfaces kunnen blijven maken.